Werkzaamheden stads- en gemeentebode door de eeuwen heen – nummer 13 – 4 november 2020
Raamsdonker Lies van Mierlo (66) stopt in januari 2021 als gemeentebode van Geertruidenberg. Hij is 40 jaar in dienst van de gemeente, waarvan de laatste 14 jaar als bode. Naast zijn werkzaamheden als gemeentebode op het gemeentehuis is Van Mierlo haven-, kermis- en marktmeester. Bij een bezoek aan de gemeente noemde de toenmalige Commissaris van de Koning Wim van der Donk gemeentebode Lies ‘de belangrijkste man van het gemeentehuis’. De functie van gemeentebode is duidelijk zeer geliefd, want niet minder dan 178 sollicitanten reageerden onlangs op de advertentie van de gemeente Geertruidenberg. Als doel van de functie staat omschreven: het verrichten van vakmatige werkzaamheden binnen het team facilitair. De opsomming van de hoofdtaken in de personeelsadvertentie laten zien dat een gemeentebode tegenwoordig een echte duizendpoot moet zijn. Vroeger werd de bode vooral gebruikt om brieven en berichten over te brengen en als er niets te reizen was, dan stond de bode de burgemeester ter zijde bij bijvoorbeeld de controle van maten en gewichten. Omdat de stadsbode een beambte was die betrouwbaar diende te zijn, was deze zeer geschikt om te dienen als deurwaarder en in sommige dorpen ook als veldwachter. De geschiedenis maakt duidelijk dat een stads- of gemeentebode niet altijd dezelfde werkzaamheden moesten verrichten.
Reeds in de 12e eeuw gebruikten stadsbesturen een bus-dragende bode (die looper) om brieven en berichten van politieke en bestuurlijke aard of bijzondere geschenken lopend of per paard te bezorgen. De oorsprong van de bodebus gaat terug naar de vroege middeleeuwen; een bode die een brief moest overbrengen droeg deze in een aan zijn gordel gedragen bus. De Bergse bodebus met ovaal metalen medaillon waarin gegraveerd ‘Geertruydenbergh’ en geborduurd rode lint met goudgalon kleur is in het bezit van museum De Roos en stamt uit de 18e eeuw. De bodebus was een waardigheidsteken en in latere tijdens kon de busdragende bode dan ook vrij gebruik maken van het openbaar vervoer zoals de diligence, trekschuit of veerpont. Ook in de stadsrekeningen van Geertruidenberg wordt melding gemaakt van een stadsbode. In de oudste nog aanwezige rekening van 1436 staat te lezen dat aan Ghijs Aerstzoon 6 cromstaarten (5 cr. = 1 gulden) werden betaald omdat hij naar Breda was gezonden naar de geestelijke heer Antonijs, jonkheer van Nassau, om voor diens Eerste Mis twee Brabantse schilden te brengen.
De magistraat van Geertruidenberg had in de 18e eeuw diverse stadsbodes in dienst. Ze deden onder meer bodediensten en waren verantwoordelijk voor het dagelijks luiden van het stadsklokje. Om bezuinigingsredenen hield de stad vanaf 1760 slechts één bode in dienst. Na een verbouwing van het raadhuis klaagde de bode in 1768 dat zijn werkzaamheden waren toegenomen en verzocht hij om een traktementsverhoging. Die kreeg hij ook, doch daarvoor moest hij naast zijn vaste werkzaamheden als postbezorger, deurwaarder en lijkbidder voortaan ook vegen en stoffen, zand op de vloeren strooien en muren witten. Nadeel van zijn loonsverhoging was dat de bode het benodigde zand en kalk voortaan zelf moest bekostigen. Verder diende hij alle vertrekken en zolders schoon te houden en dagelijks op de secretarie en vanaf 1796 zo vaak als nodig in de vierschaar, de plaats waar rechtspraak plaatsvond, vuur aanleggen.
Op 6 november 1737 werd Jan Waese door de ‘Schout en Geregten’ benoemd tot ondervorster in de gemeente Raamsdonk. De naam onder- of oppervorster werd in 1810 vervangen door de term veldwachter. Waese was naast veldwachter ook gemeentebode. Die taak vervulde ook de in 1868 geboren Wout Waas. Deze was bovendien ook nog onbezoldigd nachtwaker. Het leven van een veldwachter ging niet altijd over rozen. Dat blijkt uit een artikel in dagblad De Stem van 2 januari 1936: ‘Oudejaarsnacht is veldwachter P. Schampers op ernstige wijze mishandeld, terwijl hij op surveillance was in Raamsdonk. Omstreeks half een had hij afscheid genomen van rijkswachter Carl, op vijf minuten afstand van zijn woning. Even daarna kwam hij een persoon tegen met een rijwiel zonder licht, die hij een bekeuring wilde geven. Hiervan niet erg gediend zijnde, heeft de man Schampers bewusteloos geslagen en aan zijn lot overgelaten. Buren hoorden de veldwachter huilen, hebben toen hulp verleend en doktersassistentie ingeroepen. De politie heeft uitgebreid onderzoek ingesteld.’
De kleinzoon van Wout Waas was de aan de IJzersteegt bij de Veerse haven geboren Piet Vissers, die op 15 april 1963 werd benoemd als gemeentebode; een paar jaar later werd hij ook marktmeester. Zijn vader Rinus Vissers was korte tijd politieagent in de gemeente Raamsdonk. In het in 1992 door Vèrse Hoeven uitgegeven boek ‘Van ’t Vèr tot aon d’n Haaikaant’ vertelt Piet Visser over zijn beroep: “(…) Als gemeentebode heb ik nogal wat burgemeesters zien komen en gaan. Ik heb tot nu toe gewerkt voor burgemeesters Prinssen, Krijgsman, Elkhuizen, Schouten en Schaeffer. Ook waarnemend burgemeester Knaap heb ik nog meegemaakt. Elk van deze mensen heeft, ieder op zijn eigen manier, zonder meer een positieve inbreng gehad. Alleen de persoonlijke benadering was duidelijk verschillend. De ambtenaren die in mijn begintijd bij de gemeente werkten, dachten dat ze meer waren dan een ander en zo gedroegen zij zich ook. Daardoor had de bevolking ook meer schroom om binnen te stappen. Dat is gelukkig sterk veranderd.”
Tekst: Jan Hoek
Bronnen: Jaarboek De Oranjeboom 22 (1969);
De Dongebode 13e jaargang, nr. 4-1987, Ton van de Hulsbeek;
Boek ‘Raamsdonk en Raamsdonksveer ten tijde van weleer’ Vèrse Hoeven (1995)