18 Haven Geertruidenberg

De binnenhaven van Geertruidenberg   -  nummer 18  -  20 januari 2021

Sinds enige tijd liggen er aan de Timmersteekade in Geertruidenberg vijf historische bedrijfsvaartuigen, die mogelijk in het verleden hebben afgemeerd in de haven van Geertruidenberg.   Ten noorden van de Markt in Geertruidenberg ligt de Haven, een straat genoemd naar de begin jaren vijftig gedempte binnenhaven. Het bebouwde gedeelte aan de noordzijde van deze straat en het parkeerterrein bij het kerkhof vormde grofweg het havenbekken van de vroegere binnenhaven. Deze doorsneed met een nauwe, afsluitbare doorgang, een waterpoort, de vestingwal om daar over te gaan in de buitenhaven. De buitenhaven was een vrij smal kanaal dat naar de Donge voerde en ten hoogte van de huidige Jacq Stalkade in de rivier uitkwam. Op oude plattegronden van de stad komt de binnenhaven tussen 1610 en 1700 in beeld. De binnenhaven moet zijn aangelegd in 1691. De aanleg kostte de stad geen geld, omdat de haven onderdeel was van de vestingwerken. Pas op 7 juni 1746 wordt in de notulen aangetekend dat er een brief aan de Commissie van de Groote Hollandsche Fortificatiën in Den Haag is verzonden, waarin onder meer over de toestand van de binnenhaven gerapporteerd wordt. Het stadsbestuur van Geertruidenberg schrijft dat de haven van de stad zo ernstig is verzand dat er alleen bij hoge vloed nog schepen kunnen binnenvaren. De situatie veroorzaakt aanhoudend ernstig ongemak, zeker bij het afschepen van artillerie en ander zwaar militair materieel. De brouwers in de stad worden door het gebrek aan water in hun nering gehinderd en alle overige handel lijdt schade, omdat schepen nauwelijks geladen of gelost kunnen worden. De landsoverheid neemt de klachten serieus en in 1747 wordt de haven uitgediept en worden ook de kademuren opgeknapt. Door de St. Elisabethsvloed in 1421 was de binnenhaven een getijdehaven. Echt ideaal is de haven niet, want door de nauwe toegang bij de sluitboom, die de haven afsluit, konden er nooit schepen met hooi en rijshout binnenvaren; die schepen bleven in de oude haven aan de oostkant, die voorzien was van een spuisluis, een groot deel van de winter daar liggen. Na de realisatie van de nieuwe haven zonder spuisluis wijken zij uit naar de haven van Raamsdonk.   

Steeds meer wordt de Bergse haven gebruikt voor andere doelen dan scheepvaart. Op 12 september 1803 bespreekt het stadsbestuur een klacht van de bierbrouwers tegen de gewoonte van de plaatselijke hoedenmakers om de door hen gemaakte hoeden te spoelen in de haven. Mogelijk werd dit gedaan om de hoeden te vervilten, waardoor pluizen en viltharen van de nieuwe hoeden gespoeld werden. De brouwers gebruikten het water van de haven echter voor hun bier en die vervuiling was niet bepaald gunstig voor de kwaliteit van hun product. De hoedenmakers tonen tijdens een raadsvergadering begrip en beloven de hoeden voortaan alleen te spoelen bij afgaand getij, als het water de haven uitstroomt. Het blijken echter niet alleen de hoedenmakers te zijn die de kwaliteit van het Bergse bier in gevaar brengen. Op 18 mei 1806 klagen havenmeester Carel Focke en Jan van der Wees, aannemer van het uitdiepen van de haven, dat zij al meer dan eens hebben bemerkt dat er illegaal grote hoeveelheden secreetmest in de haven worden gestort. Riolering bestond in die tijd nog niet in Geertruidenberg. De toiletten (secreten) van de inwoners werden op gezette tijden door ene Van Houtert, de aannemer van het ruimen van secreetmest, en zijn knechten leeggeschept. Dat gebeurde meestal in de nachtelijke uren, waarna de verzamelde secreetmest tot buiten de stad werd afgevoerd.

Bij het Congres van Wenen in 1814 werden de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden tot één natie verenigd, waardoor Geertruidenberg de status van grensvestingstad kwijtraakte. De zuidgrens van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden sloot nu immers op Frankrijk aan. En dat had voor de stad Geertruidenberg verregaande gevolgen. Koning Willem I ondertekende op 17 december 1819 een besluit waarbij het beheer van een aantal waterstaatswerken door het rijk werden overgedragen aan de Staten van de provincies. Voor Noord-Brabant betrof dat een zeer beperkt objecten, namelijk de havens van Willemstad, Moerdijk en (het diephouden der haven) Geertruidenberg. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant waren het niet eens met dat Koninklijk Besluit (KB) en tekenden bezwaar aan. Met succes, want bij KB van 17 december 1819 ontvangt Geertruidenberg een afschrift van het bestek waarin onder meer wordt aangegeven dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor het driejarig onderhoud van de haven. Het onderhoud wordt geraamd op 1546 gulden per jaar, terwijl de havengelden hooguit 50 of 60 gulden zullen opleveren. De begroting van de toen circa 1400 zielen tellende stad bedraagt jaarlijks slechts 5000 gulden. Het onderhoud van de haven is dan ook een te zware last voor de stad en door de raad wordt unaniem besloten een rekwest naar de koning te sturen. Geen vergeefse moeite, want bij besluit van 14 september 1820 wordt door Zijne Majesteit een bedrag van 1500 gulden toegekend voor herstel en onderhoud van de haven. Het voortdurend uitbaggeren van de haven blijft het gemeentebestuur decennialang (financieel) achtervolgen en vele briefwisselingen en rekwesten zouden volgen. Eb en vloed hadden nog steeds vrij spel en de overlast bij hoogwater was soms aanzienlijk. Bovendien zorgde bedrijfjes aan de haven voor vervuiling en stank, waardoor het wonen in de stad niet altijd aangenaam was. Na de Tweede Wereldoorlog werd de behoefte aan meer woningen steeds groter. In 1950 besloot het stadsbestuur de binnenhaven te dempen om ruimte te creëren voor woningbouw. Voor de demping van de haven was 12.000 m3 grond nodig. De totale begroting kwam uit op 61.000 gulden. Door de werkzaamheden kwam er een bouwterrein vrij van 9000 m3. Het gemeentebestuur stelde de prijs van deze grond vast op ƒ 6,77 per vierkante meter, waardoor de gehele financiering gedekt was. 

Tekst: Jan Hoek

Bron: In de Hollantsche Tuyn IV, uitgave OKG 2004, hoofdstuk ‘De Binnenhaven te Geertruidenberg’ pag. 99-173, A.M.C. Zom    

© 2020 Oudheidkundige Kring Geertruydenberghe
Locatie 9 Websitebouw