43 Bejaardenhuis Het Hoge Veer

Al in januari 1967 had de gemeente Raamsdonk bijna twee hectare bouwgrond aan de Beatrixlaan (Het Hoge Veer) in Raamsdonksveer ter beschikking gesteld waarop een nieuw bejaardenhuis moest verrijzen. In november 1968 presenteerden de architecten Gillis en De Wit van het Katholiek Instituut voor de Volkshuisvesting in Utrecht hun plannen. Het gebouwencomplex, dat de naam ‘Het Hoge Veer’ kreeg, zou bestaan uit twee hoofdvleugels en twee korte zijvleugels. Door zijn boerderij-achtige kapconstructie paste het bejaardenhuis goed in de omgeving en vormde het, aldus de architecten, een uitzondering op de ‘gebaksdozen’ die in deze tijd overal uit de grond schoten. Het gebouwencomplex, dat aan 127 alleenstaande bejaarden en tien echtparen onderdak bood, nam slechts een kwart van de beschikbare grond in beslag, waardoor het geheel omringd zou worden door een grote tuin. Op 26 maart 1970 was de benodigde vergunning binnen en al werd er met de bouw begonnen. In de begroting was ook rekening gehouden met de inrichting van de omgeving. Dat werd duidelijk toen medewerkers van het befaamde tuinarchitectenbureau Mien Ruis NV in 1972 met het tuinontwerp aan de slag gingen. Om het nieuwe bejaardenhuis operationeel te maken, was al op 1 augustus 1971 de enigszins flegmatieke Karel Barnard als directeur aangesteld. Onder begeleiding van directeur Barnard en door een haag van personeelsleden werd op maandag 13 maart 1972 mejuffrouw A. Wuyten in ‘Het Hoge Veer’ ontvangen. Binnen enkele weken volgden de bewoners van de bestaande en verouderde instellingen in de gemeente Raamsdonk. Vooral voor de bejaarden uit het Adrianusgesticht in Raamsdonk ging de verhuizing met emoties gepaard. In de lokale en regionale kranten verschenen spraakmakende artikelen met koppen als ‘Liever sterven dan verhuizen’. Die sentimenten verdwenen na aankomst in het moderne bejaardenhuis echter als sneeuw voor de zon. Op zaterdagmiddag 3 juni 1972 vond in Raamsdonksveer de officiële opening plaats van bejaardenhuis ‘Het Hoge Veer’. H. Krijgsman, burgemeester van de gemeente Raamsdonk, onthulde daarbij een plaquette met daarop de namen van de zeventien bestuurders die in de jaren voorafgaande zich sterk hadden gemaakt voor een moderne voorziening voor bejaarden. Een jaar na de opening stonden maar liefst veertig alleenstaanden en vijfentwintig echtparen op de wachtlijst.

De toenemende druk op de voorzieningen en het nieuwe overheidsbeleid, waarbij onder meer een indicatiecommissie werd ingesteld die erop moest toezien dat de meest zorgbehoeftige ouderen gebruik maakten van de faciliteiten, had een direct gevolg voor de populatie van Het Hoge Veer. Het aantal verpleegbehoeftige ouderen nam hand over hand toe. Daarbij stelde met name het groeiend aantal bejaarden met dementie het bestuur telkens voor nieuwe problemen. De grens tussen verpleeg- en bejaardenhuis leek snel vager te worden. In februari 1978 stelde directeur Barnard in de bestuursvergadering al vragen als ‘worden we geen verkapt verpleeghuis’ en ‘lijden de vitale bejaarden niet onder het groot aantal verpleegbehoeftigen’. Die vragen misten hun uitwerking niet en zonder aarzeling gingen de bestuurders akkoord met het voorstel van de directeur extra, boventallig, personeel aan te nemen. Tussen 1977 en 1983 kwamen maar liefst zeventien nieuwe werknemers (9 fte) in dienst van Het Hoge Veer. Dure beslissingen, waaraan in 1983 een einde kwam. De in december van dat jaar uitgebrachte Wet op de Bejaarden Oorden (WBO) stelde paal en perk aan dergelijke dure oplossingen. In 1984 diende Het Hoge Veer bijna zes procent op de bij de provincie ingediende begroting in te leveren en het jaar daarop werd het bestuur o.l.v. mevrouw Th. Wentholt danig op de vingers getikt toen de begroting andermaal met forse wijzigingen werd teruggezonden. Voor 1985 zou Het Hoge Veer maar liefst een bedrag van 236.556 gulden moeten bezuinigen. Maatregelen als het verlagen van de temperatuur in het huis, iets wat tot serieuze klachten van de bewoners leidde en al snel werd bijgesteld, waren slechts een druppel op een gloeiende plaat. Het beleid van Het Hoge Veer de bewoners zo lang mogelijk binnen haar muren te houden moest derhalve worden aangepast. Voor ‘zuster’ Jacqueline van Dongen, die Barnard in 1985 als directeur was opgevolgd, en het personeel was dat een pijnlijke ontwikkeling.

In het Kaderplan Bejaardenoorden Noord-Brabant bepaalde de provincie in 1988 dat een bejaardenhuis 6,2 procent van de 65-plussers in een verzorgingsregio moest kunnen huisvesten. Drie procent van deze populatie verbleef in een verpleeghuis en de overige 91 procent woonde zelfstandig. Het Hoge Veer dat inclusief veertien bedden op de ziekenafdeling over 161 bedden beschikte, overschreed deze norm ruimschoots. Met 12,4 procent betekende dit percentage dat Het Hoge Veer bijna 50 bedden moest inleveren. Uiteindelijk zou de provincie de norm bijstellen en werd de capaciteit van Het Hoge Veer op 112 bedden bepaald.

In 1989 werd Theo Jansen aangesteld als nieuwe directeur van Het Hoge Veer. Het Kaderplan ging uit van een nieuw zorgconcept; de zorg voor de ouderen diende veel meer in de thuissituatie plaats te vinden, waarbij een nauwe samenwerking tussen eerste-lijn, de thuiszorg, en de verschillende zorginstellingen de kwaliteit van de zorg moest garanderen. Het creëren van betere woonvoorzieningen, waar ouderen langer zelfstandig konden wonen, kreeg aldus de voorkeur boven de uitbouw van capaciteit en voorzieningen van een bejaardenhuis. Dat maakte het bouwen van aanleunwoningen actueel, aangezien in de gemeente Raamsdonk een groot tekort was aan dergelijke woonvoorzieningen. Al snel werd het plan geboren om een vleugel van Het Hoge Veer daartoe te verbouwen. De appartementen moesten plaats maken voor woningen. Aanvankelijk wenste het bestuur van Het Hoge Veer de aanleunwoningen in eigen beheer te bouwen en wilde daarvoor een nieuwe stichting in het leven roepen. Toen de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer dit verzoek begin 1991 weigerde, was een samenwerkingsverband met de woningbouwvereniging Volksbelang de oplossing om de aanleunwoningen te realiseren. Nadat op 23 juli 1992 de samenwerkingsovereenkomst met Volksbelang was getekend, kwamen de ombouw van de vleugel en de bouw van aanleunwoningen aan de Beatrixlaan, volgens directeur Jansen ‘de perfecte vorm van ouderenzorg’, in een stroomversnelling. Al in maart 1993 werd het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt; door de bouw onder te brengen in een zogenaamd vakantie-doorwerk-project verliepen de werkzaamheden zeer voorspoedig. Toen op 1 januari 1994 de interne verhuizing naar de aanleunwoningen was gerealiseerd, voldeed Het Hoge Veer aan de gestelde norm van 112 bedden. In het streven van directeur Theo Jansen en het bestuur om de zorgverlening in Het Hoge Veer te optimaliseren, was het zonneklaar dat samenwerking met andere instellingen een steeds dringendere voorwaarde vormde om in de toekomst verzekerd te zijn van een goede kwaliteit van de zorg. Het bundelen van de krachten werd het motto van de gezondheidszorg. Januari 1998 werd drs. Menko Konings directeur/bestuurder van Het Hoge Veer met als taak het gedateerde complex te vervangen door een zorgcentrum dat voldoet aan alle eisen van die tijd. Het werd door allerlei wetten en regelgevingen een lang proces, dat dankzij het doorzettingsvermogen van Konings bijzonder succesvol werd afgesloten. Het in 1971 in gebruik genomen Het Hoge Veer gaat gesloopt worden om plaats te maken voor woningbouw. De cliënten wonen tegenwoordig in Het Hoge Veer Bastion en Hoge Veer Rivierzicht, waar ze in de gelegenheid worden gesteld voor zichzelf te zorgen en de touwtjes in eigen handen kunnen blijven houden. De wensen, behoeften en het welzijn van de cliënten staan hierbij centraal. Met andere woorden: de hoge kwaliteit van zorg-, welzijns- en dienstverlening van nu.

Tekst:

Jan Hoek

Bron:

25 jaar zorg voor ouderen Het Hoge Veer, Bram Bouwens/Joep Trommelen, 1997;

100 jaar wonen, Jan Hoek, uitgave Volksbelang, WSG, gemeente Geertruidenberg, 2001.

© 2020 Oudheidkundige Kring Geertruydenberghe
Locatie 9 Websitebouw