In 1907 waren er in ons land 810 coöperatieve zuivelfabrieken. Bijna elk dorp had er wel één, zo ook Raamsdonk met de op 21 juni 1907 opgerichte stoomzuivelfabriek ‘Nooit Gedacht’ aan de Luiten Ambachtstraat, op de grens van Raamsdonk en Waspik. Daar ging voor de melkveehouders wel zeven jaar praten met elkaar en met deskundigen en voorbereiding aan vooraf. De stoomzuivelfabriek bood werkgelegenheid aan 15-20 personen. Aanvankelijk produceerde de fabriek alleen maar boter en wat later is daar melkbereiding bijgekomen. Het met de hand melken moest goed gebeuren en de koe moest schoon uitgemolken worden; de vetste melk komt altijd als laatste uit de uier en is voor de boterbereiding het meeste waard.
Na de Tweede Wereldoorlog werd er ook chocolademelk, tot ver in de regio bekend als ‘Chocoline’, gemaakt. Het bijzondere van deze chocolademelk was dat het vet zo fijn door de melk werd verdeeld, dat er geen vetrandje aan de hals van de fles kwam. Ook werd de productie uitgebreid met gesteriliseerde melkproducten, waarna in 1953 de zuivelfabriek werd uitgebreid met een zeer succesvolle kaasmakerij.
Een directeur die een groot stempel heeft gedrukt was Quirinus (Qu) van Loon. Hij kwam in 1910 als 23-jarige in dienst van ‘De Botterfabriek’ en werd een jaar later al directeur. Op een door hem geschreven folder wordt duidelijk dat de stoomzuivelfabriek aanvankelijk de naam ‘Coöp - Zuivelfabriek en melkinrichting Raamsdonk-Waspik te Raamsdonk-Dorp’ droeg. De door directeur Quirinus geschreven folder was gericht aan ‘huismoeders’ en had de volgende tekst: ‘Het is ons opgevallen, dat zeer veel van onze klanten menen, dat wij geen melk in flessen afleveren. De Huismoeders uit de steden weten dit product naar waarde te schatten. U kunt er zeker van zijn, dat aan dit product meer zorg wordt besteed, vooral wat hygiëne en inhoud betreft. Ook kan de flessenmelk tijdens het vervoer en het uitventen niet besmet worden. Bij regen wordt flessenmelk tegen spatten en bij droog weer tegen stof beveiligd. Verder leveren wij nog prima roomkarnemelk in flessen, welke ook veel voor kinderen wordt gebruikt. Vergeet tenslotte onze prima gortpap niet.’
Quirinus van Loon was niet alleen een bevlogen directeur van de stoomzuivelfabriek was, maar ook secretaris-penningmeester van de in 1927 opgerichte Kerkelijke Harmonie Sint Bavo. Qu stond ook hoog aangeschreven bij zijn personeel: “t Is nen beste kèrel, wij hadden ons gene betere kunnen hebben.’ In 1953 werd hij als directeur opgevolgd door zijn zoon Henricus Johannes (Harrie).
Quirinus van Loon was voortdurend bezig om de melkproductie in de streek zo hoog mogelijk op te voeren. Hij was nauw betrokken bij de runderhorzelbestrijding, een parasiet die sinds de jaren 80 niet meer voorkomt, de uit jaren dertig daterende kunstmatige inseminatie en de bestrijding van runder-tuberculose. Hij heeft een speciale manier van verweiden gestimuleerd, wat een voordeel van maar liefst 20% op de oude productie opleverde. Verder steunde hij de activiteiten van de Fok- en Controlevereniging ‘Verbetering zij ons doel’. Deze vereniging telde in 1961 82 leden met in totaal ruim 900 koeien. Daarvan kwamen 34 koeien dat jaar aan een leveringsproductie boven 30.000 kg. melk. Slechts één koe presteerde het acht keer achtereen een K.S.-lijst (Keur Stamboek) te maken, namelijk Mientje 5 van P.H.J. Langerwerf. Ook een nieuwe manier van graskuilen, het zogenaamde ‘Hardelanden’, heeft hij gestimuleerd. Hierbij werd het gemaaide gras handmatig in de bij de silo staande Hardeland-machine gegooid en werd tegelijkertijd vermengd en gehakseld met bijvoorbeeld suikerbieten, aardappelen en/of melasse. Dit mengsel werd over de rand van de silo geblazen waar mensen klaarstonden om alles goed aan te trappen. Deze methode heeft overigens niet lang standgehouden. Hakselen op het land met een rijdende hakselaar, al of niet met toevoegingen, kwam er voor in de plaats. Via de Stoomzuivelfabriek zijn er heel wat boeren aangesloten bij de Onderlinge Verzekering. De melkfabriek bood niet alleen werkgelegenheid aan ongeveer 15 à 20 personen, maar ook aan de melkrijders die de melk ophaalden bij de regionale boeren. De melkfabriek beschikte over een voor die tijd ingenieuze machine waarmee de inmiddels machinaal steriel gemaakte flessen automatisch werden gevuld en gesloten.
In 1932 bestond de stoomzuivelfabriek 25 jaar, reden voor de directie de 290 leden een feestje inclusief diner aan te bieden. De meeste leden vonden een intiem feestavondje zeer goed passen bij een zilveren jubileum. Diverse boeren stelden echter dat ze in voor de boeren nogal benarde tijden liever wat meer geld voor hun producten zouden ontvangen dan een etentje. Maar ook de winkeliers en wederverkopers van boter waren faliekant tegen het jubileumfeest, niet in de laatste plaats omdat ze moesten meebetalen aan het dinertje. Een van hen vertelde: “Vroeger, ook in de allerduurste tijden, verdienden wij aan een pond roomboter een vaste provisie van 10 cts. Daarvoor moesten wij ten minste 10 pond tegelijk inkopen; ook in een periode dat de verkoopprijs soms twee- of driemaal per week verlaagd werd. Voor onze provisie moesten wij de boter zelf aan de fabriek afhalen, bij de klanten bezorgen en het risico lopen van ‘slechte betalers’. Toen kwam de crisis en moest de winst verminderd worden met maar liefst de helft!” Ondanks de ‘crisis’ ging het feestelijke diner, waaraan zo’n 240 leden deelnamen, gewoon door.
Eind mei 1969 kwamen de leden van de toen 20 medewerkers tellende Stoomzuivelfabriek Raamsdonk-Waspik bijeen in een zaal van café De Statie in Waspik. Tijdens een door het bestuur uitgeroepen vergadering gaven de leden, van de 150 leden waren er 117 aanwezig, met grote meerderheid goedkeuring aan de voorgestelde fusie met de Coöp. Tilburgse Melkfabriek (CTM), met terugwerkende kracht per 1 januari 1969. Ondanks een aanvoer van 10 miljoen kg. melk was de melkfabriek door verregaande mechanisatie en de beroerde situatie op de kaasmarkt, in betalingsproblemen gekomen. Na afloop tekende 85% van de leden het ledenregister van de CTM. Niet zo verwonderlijk, want tijdens de vergadering bleek dat de Tilburgers over 1968 vier cent per liter meer betaalde dan de fabriek aan de Luiten Ambachtstraat. In 1976 werd CTM onderdeel van het Campina-concern, die de fabriek in Tilburg in 1981 sloot. Binnen een jaar na de overname werd de fabriek in Raamsdonk geheel volgens afspraak gesloten. Wat later nam Rijsttafelproducent Wendjoe de opstallen in gebruik, een bedrijf dat in de volksmond al gauw ‘sambal bij’ werd genoemd. Op 27 oktober 1978 werd het pand door een brand deels verwoest. In 2006 werd alles gesloopt om plaats te maken voor een fraaie villa en een huis.
Tekst:
Jan Hoek
Bronnen:
‘Boeren van toen’, Hans Siemes, 2005;
WiKi Midden-Brabant;
website raamsdonkshistorie.nl.