59 - grafzerken, rijke stinkerds en befgraafplaatsen

Het begraven van overledenen was in de Lage Landen ver voor het christendom al traditie. De dode werd al dan niet in een omhulsel van textiel in een kuil gelegd en toegedekt met aarde. De hunebedden in Drenthe (52) en Groningen (2) behoren zonder twijfel tot de bekendste overblijfselen van de grafcultuur in ons land. De ruim 3.000 grafheuvels zijn de meest voorkomende prehistorische grafmonumenten in Nederland. In de late bronstijd werden de doden ook wel gecremeerd, waarna de as in een keramieken urn werd gedaan die vervolgens werd bijgezet in een grafheuvel. Nadat het christendom tot de lage landen was doorgedrongen en het gebruik om christenen van bijzondere verdienste heilig te verklaren in zwang raakte, ontstond een nieuw soort grafmonumenten. Om de heilige onder alle weersomstandigheden te kunnen aanbidden, bouwde men een huisje om het graf. Zo’n huisje evolueerde in de loop der tijd tot kapel, kerk of basiliek waar de gelovigen zich tot de heilige én tot God konden richtten. Aangezien er toch al een graf was in het gebouw, leek het aantrekkelijk om overledenen dicht rondom het graf van de heilige te begraven. Rond 1750 kwam er steeds meer verzet tegen deze gewoonte. Tijdens de dienst had men last van de stank van onder de vloer en kwam het besef dat het verblijf in een kerk waar onder de plavuizen talloze lijken lagen niet gezond kon zijn. Een ander bezwaar tegen het begraven in de kerk waren de stijgende bedragen die de kerk hiervoor in rekening bracht. Zo werd het een voorrecht van een kleine elite van machthebbers en welgestelden. Dat laatste zorgde voor de uitdrukking ‘rijke stinkerds’ vanwege hun postume dampen vanonder de plavuizen. Kerkgangers en priesters klaagden geregeld over de kwalijke geuren die de ontbindende lijken onder de vloer veroorzaakten. Met wierook werd getracht de geuren te maskeren. Koning Lodewijk Napoleon, die op 24 en 25 april 1809 een bezoek bracht aan de gemeenten Raamsdonk en Geertruidenberg, besloot al eerder, op 6 januari 1808, opdracht te geven tot een wettelijke regeling, waarbij nieuwe begraafplaatsen dienden te worden aangelegd op tenminste 300 roeden van woningen. Toen Nederland in 1810 bij Frankrijk werd ingelijfd, werd hier ook de Franse wetgeving van kracht die het begraven in de kerken en in de onmiddellijke omgeving van woningen verbood. Nederland telt in totaal meer dan 4.000 begraafplaatsen, waarvan er zes in de gemeente Geertruidenberg liggen.

ingang befraafplaats aan de haven

Wie op een van de begraafplaatsen in de gemeente Geertruidenberg rondloopt merkt al snel dat de plaatselijke geschiedenis daar, met name door de namen en teksten op de grafzuilen, ‘levend’ wordt gehouden. In 1817 was er in Geertruidenberg nog sprake van een kerkhof waar zowel hervormden als katholieken werden begraven. Op 7 september 1934 werd het aan de Venestraat gelegen kerkhof gesloten en later ontruimd. Een nieuwe begraafplaats, gelegen aan de overzijde van de Haven op het voormalige militaire exercitieterrein naast het Staatenbolwerk, werd op 29 april 1934 in gebruik genomen. Tegen de westelijke muur is een ere-tuin ingericht voor hen die gevallen zijn voor het Vaderland. Op de drie zuilen staan de namen en data. Het gaat om Jan Pruijsen van het 2e Regiment Wielrijders. Hij nam op 13 mei 1940 met zijn compagnie een stelling in aan de Zeedijk bij Dubbeldam. Hij werd getroffen door Duits mitrailleurvuur, waarna in het Rotterdamse Zuiderziekenhuis een arm en een been werden afgezet; hij overleed daar achttien dagen later. Dingeman Berende was lid van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en werd op 19 november 1944 bij de ingang van de zusterkapel aan de Venestraat door Duits granaatvuur dodelijk getroffen, evenals Jaap van ’t Hart die ook lid was van de BS.  In 1976 werd het r.k. kerkhof verkocht aan de gemeente Geertruidenberg en vanaf 1 juli 1977 is de begraafplaats, voorzien van een muur met poortingang, bekend als: ‘Algemene Begraafplaats voor de gemeente Geertruidenberg.

Kerkhof Centraleweg

Op 29 april 1872 schonken de dames De Bruyn uit Geertruidenberg aan de toenmalige Nederduitsche Gereformeerde Gemeente, later de Nederlands Hervormde Gemeente, een houtbosje, gelegen aan de weg naar Steelhoven (nu Centraleweg) in Geertruidenberg, voor de aanleg van een kerkhof. De christelijke begraafplaats draagt sinds kort de naam ‘Slagenland’, genoemd naar het in de richting Waalwijk liggende slagenlandschap. Daar werd onder andere veen afgegraven, waarbij een ‘slag’ in die tijd een ontginningsmaat was. Op de begraafplaats, sinds 2018 eigendom van de Protestantse Gemeente Geertruidenberg, liggen momenteel 90 graven, waaronder een aantal uit de achttiende eeuw. Ook staat er een prachtige herinneringszuil met daarop een beeld van een zittend kind. Vanaf 1886 zijn er naar schatting 90 kinderen zonder grafsteen begraven van wie de ouders geen grafrecht konden betalen. In plaats van het graf na een bepaalde periode te ruimen, is er door het kerkbestuur besloten de resten dieper en in hetzelfde graf te leggen, waarna er als een in memoriam deze zuil is geplaatst. Ook liggen er op deze begraafplaats diverse familieleden van de voormalige burgemeester Jasper de Bruijn begraven, waaronder zijn zoon Adrianus Leendert (1821-1917). De begraafplaats wordt afgesloten door een fraai hek uit ca. 1920.

Grafmonument_fam._Heere-Zijlmans
Graf pastoormanders

Op de R.K. Begraafplaats aan de Sint Jozeflaan in Raamsdonksveer staat een hardstenen grafmonument in classicistische stijl met een staande steen waarop en kruis met lijkwade. Het graf van de familie Heere-Zijlmans is het hoogste en meest opvallende grafmonument op deze begraafplaats. Theodorus Heere werd in 1860 de eerste katholieke burgemeester van de gemeente Raamsdonk. Zijn zoon Gijsbertus volgde hem op als burgemeester. Deze stichtte de suikerfabriek aan de Statendam. Ook de echtgenotes van de burgemeesters, respectievelijk Theresia en Anna Zijlmans, liggen in het familiegraf.  Op de begraafplaats van de St.-Bavokerk in Raamsdonk valt het grafmonument van pastoor Lambertus Antonius Manders op. Hij werd in 1848 pastoor van de Raamsdonkse schuurkerk en later initiatiefnemer van de bouw van de St.-Bavokerk. Pas in 1889 werd de in het oog springende kerk ingewijd.

graf pastoor Rdonk Martinus Adrianus van Aart

Drie jaar eerder was Manders overleden, zodat zijn opvolger, Martinus Adrianus van Aart de bouwpastoor was. Ook hij ligt in Raamsdonk begraven. Het oude kerkhof bij de Lambertuskerk is al eeuwen in gebruik en er bevinden zich dan ook graven met bijzondere grafzerken en grafkelders. Ook op deze begraafplaats geldt dat het een verrassende plek voor een wandeling is. Wandelen in een vaak lommerrijk omgeving, langs bijzondere graven van bekende personen uit het (verre) verleden en oorlogsgraven of gewoon als plek voor een moment van rust en inkeer.

Tekst: Jan Hoek

© 2020 Oudheidkundige Kring Geertruydenberghe
Locatie 9 Websitebouw