Bergse Orangisten contra Raamsdonkse patriotten
“Daar komt de Pruis aan”. Met deze wanhoopskreet bracht dokter J.W. Raupp op 21 september 1787 het patriotse dorp Raamsdonk in rep en roer. Pruisische troepen waren het gewest Holland binnengevallen om een eind te maken aan de democratische revolutie van de patriotten en stadhouder Willem V in eer en functie te herstellen. De paniek brak uit, maar niet veel later kwam er een tijding vanuit Waalwijk dat er geen Pruis gesignaleerd was. Een schijnrust keerde terug in het Langstraatse patriottendorp. Geheel anders was de reactie in het nabijgelegen vestingstadje Geertruidenberg. Daar leken de orangisten de sfeer te bepalen. Op 20 september 1787 was de prinsenvlag gehesen op de Gertrudiskerk en de magistraat adviseerde de burgers om oranje kokardes en linten te dragen. Hoewel in de daaropvolgende dagen aan verschillende huizen van patriotten vernielingen werden aangericht, kwam het niet tot grootschalige plundering zoals Heusden en later ’s-Hertogenbosch wel ten deel vielen. De totaal verschillende reacties van het patriotse dorp Raamsdonk onder de rook van de orangistische stad Geertruidenberg komt niet overeen met die van diverse historici. Die schrijven over het overwegend orangisme van de plattelandsbevolking in het gewest Holland en dat de patriottenbeweging vrijwel uitsluitend als een stedelijk verschijnsel gezien wordt.
Om de verschillen tussen orangisten ofwel prinsgezinden, en patriotten duidelijk te maken, gaan we een stukje terug in de geschiedenis. In de achttiende eeuw is Nederland een Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1766 wordt Willem V, prins van Oranje-Nassau, op 18-jarige leeftijd stadhouder, waarna al snel duidelijk wordt dat hij niet goed in staat is te regeren. De besluiteloze stadhouder wil wel allerlei hervormingen doorvoeren, maar slaagt daar niet in omdat hij niet in elk gewest evenveel invloed heeft. De Vierde Engelse-Nederlandse Oorlog (1780-1784) is de druppel die de emmer voor het volk doet overlopen. De economie stort in, er is veel werkeloosheid en Willem V wordt ervan verdacht samen te werken met de Engelse koning. In september 1781 verschijnt een tegengeluid: het pamflet ‘Aan het Volk van Nederland’, afkomstig van patriotten, een groep kritische burgers uit de Republiek. De schrijver, pas veel later wordt bekend dat dit de patriottenleider Joan Derk van der Capellen tot De Pol is, richtte zich vooral op de corrupte Oranjes. Die zouden helemaal niet handelen in het belang van de Republiek, maar puur uit eigenbelang bezig zijn. Ook het erfstadhoudersrecht vinden ze grote onzin; een vertegenwoordiger van het volk dient gekozen te worden en niet een positie te zijn om te erven. Met het pamflet presenteert de leider van de patriotten een soort bondgenootschap, in feite slechts een ongeorganiseerde club bestaande uit burgers met kritische ideeën. Maar het pamflet verenigt steeds meer en een groeiend aantal mensen voelt zich aangesproken door de ideeën van de patriotten. Het begon te gisten in de Republiek en politieke en maatschappelijke onrust mondden uit in een revolutie. In eerste instantie werd de revolutie in het roerige jaar door de heersende machthebbers, de stadhouder en de Oranjegezinde regenten neergeslagen. In 1795 moesten ze alsnog het veld ruimen toen Franse revolutionairen het land binnentrokken. Vanaf dat moment namen de Hervormingsgezinden, die zichzelf dus patriotten noemden, het heft in handen. In dat jaar komt er een einde aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Veel van de ideologieën van de patriotten zijn bewaard gebleven in de ‘Staatsregeling van het Bataafse Volk’, dat de basis vormde van de huidige Nederlandse Grondwet. De patriottische opleving is echter maar van korte duur; in 1806 grijpt Napoleon Bonaparte de macht in Nederland.
De idealen van de patriotten vielen in Brabant in goede aarde. Ook hier werden al lange tijd grieven gekoesterd tegen het heersende bewind. Hollandse steden als Heusden en Geertruidenberg waren niet vertegenwoordigd in de Staten van Holland en het had niet eens een eigen gewestelijk bestuur; de Brabantse katholieken waren formeel ook tweederangsburgers, voor wie bestuurlijke posities en ambtelijke functies niet toegankelijk waren. Er kwamen patriotse sociëteiten en leesgezelschappen en begonnen exercitiegezelschappen hun vastberadenheid te tonen met exercities en wapenoefeningen. In Raamsdonk werd het exercitiegenootschap ‘Voor vrijheid, vaderland en eigenbezitting’ opgericht. Vrijheid was een kernbegrip in het maatschappijbeeld van de patriotse beweging. Vrijheid om hun mening te uiten, om te vergaderen, om hun eigen burgemeesters en bestuurders te kiezen. Het vaandel van het genootschap werd in april 1786 geschonken door Anna Elisabeth Geertruyd van Son, gehuwd met Leonardus de Jongh, ambachtsvrouw van Raamsdonk van 1751-1789. Haar zoon Simon de Jongh van Son werd door de schutters verkozen tot kolonel; hij zou van 1789 tot 1795 burgemeester van Raamsdonk zijn. Een verzoek om een exercitieveld werd in januari 1787 vrijwel onmiddellijk ingewilligd; door de ambachtsvrouw werd een stuk land tussen de Lambertuskerk en de molen aangewezen. Meegespeeld zal hebben dat uitgerekend dit stuk land door de boeman van de patriotten, stadhouder Willem V, in leen was gegeven aan de Armen van Raamsdonk. In de gemeente Raamsdonk meldden zich 142 vrijwilligers, waarvan 113 uit Raamsdonksveer en 29 uit het dorp Raamsdonk.
De Fries mr. H.A. van Sloterdijck, een toonbeeld van een aristocraat, was baljuw van Geertruidenberg. De aristocraten waren oppermachtig in Geertruidenberg en kenmerkte zich als een overwegend pro-Oranje houding van de bevolking. Een kernpunt van het Raamsdonks patriottisme was de politieke emancipatie van het platteland. Op maatregelen van hogere overheden, zoals bijvoorbeeld inkwartieringen, kon het platteland geen enkele invloed uitoefenen. Een verbetering in deze situatie door middel van representatie vormde een van de belangrijkste strijdpunten. Het zou tot 1795 duren voordat Bergse katholieken en plattelandsdorpen als Raamsdonk hun ideaal zagen verwezenlijken door een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie te krijgen. Op 19 januari 1795, een dag na de vlucht van Willem V naar Engeland, werd in het Amsterdamse stadhuis de Bataafse republiek uitgeroepen. De orangisten bewaarden de rust en droegen de machtsfuncties over aan de patriotten. Elke inwoner van de Bataafse Republiek was voortaan voor de wet gelijk, zonder onderscheid ‘van geboorte, bezitting, stand of rang’. Er kwam vrijheid van meningsuiting, pers, vergadering en religie.
Tekst: Jan Hoek
Bronnen: J. van Oudheusden, Erfgoed van Brabanders. Verleden met een toekomst, 2014; In de Hollantsche Tuyn II, Interactie tussen stad en platteland tijdens de patriottenbeweging (1781-1787), J.G.M.M. Rosendaal, 1988.