De 80-jarige oorlog (1568-1648) was niet alleen een strijd tussen protestants Staats en katholiek Spaans, maar voornamelijk ook de strijd om de inname van vestingsteden. Bij iedere belegering zorgden steeds zwaarder wordende kanonnen voor meer vuurkracht en precisie. Daar waren de stadsmuren niet tegen bestand en na de Pacificatie van Gent in 1576 gaf prins Willem van Oranje opdracht diverse steden in een betere staat van verdediging te brengen. Ook in Geertruidenberg maakten de stadsmuren plaats voor aarden wallen met bastions en bolwerken. Buiten de stad werden stellingen gebouwd in een steeds wijdere kring naar het westen, zuiden en oosten. Op die manier ontwikkelde Geertruidenberg zich van een ommuurde stad naar een vesting, die deel uitmaakte van een geheel van verdedigingswerken: de Zuiderwaterlinie.
Brabant kwam uit de strijd als buffergebied; een strategisch gelegen overgangszone tussen het belangrijke Holland en de gevreesde vijanden uit het zuiden. De Zuiderwaterlinie, het Brabantse deel van het Zuiderfrontier, moest bescherming bieden. De beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641-1704) ontwierp het in de wereld unieke concept in 1698. Het totale verdedigingssysteem liep van de kust in Zeeland tot aan Bourtange in Groningen; een verdedigingswerk mét en tegen het water. Van west naar oost bestond het Brabantse deel van de waterlinie uit stellingen die de vestingsteden en de verdedigingswerken, bestaande uit aarden wallen, forten, schansen en inundatiegebieden, met elkaar verbonden. De steden waren Bergen op Zoom, Willemstad, Steenbergen, Klundert, Zevenbergen, Breda, Hollands oudste stad Geertruidenberg, Heusden ’s-Hertogenbosch, Ravenstein en Grave. De strikte historische naam Zuiderwaterlinie heeft slechts betrekking op het deel van de linie tussen Bergen op Zoom in het westen tot Grave in het meest oostelijke puntje van de provincie. Het is de oudste, de langste en meest benutte waterlinie van Nederland. De Zuiderwaterlinie heeft nog niet de bekendheid die de in totaal 200 km lange Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdams hebben. Beide staan op de lijst van de Unesco Werelderfgoedlijst, iets waar gezien de bijzondere militaire en culturele geschiedenis ook de Zuiderwaterlinie een plek op verdient.
Toen Menno van Coehoorn de Zuiderwaterlinie tot een samenhangend geheel maakte, ontstond een kralensnoer van vestingsteden. Hij betrok daar ook het ommeland bij, aangezien gebleken was dat het nodig was om de verdedigingszones rond de vestingsteden de vergroten. Vooral omdat het schootbereik van nieuwe wapens alsmaar vergrootte. In het ommeland komen de inundatievelden (waar het gebied opzettelijk onder water werd gezet) en de verdedigingswerken daadwerkelijk samen. Het Nederlandse landschap leent zich uitstekend voor inundatie. Een waterhoogte van zo’n 40 cm bleek de ideale diepte: onbevaarbaar voor boten en ondoorwaadbaar voor infanterie. Voor regulering van de waterstand werden er speciale inundatiesluizen gebruikt. De Zuiderwaterlinie was opgebouwd uit diverse stellingen. Bakermat van inundatie is de West-Brabantse Waterlinie. De in deze Stelling gelegen Linie van de Eendracht uit 1582 is de eerste echte waterlinie van Nederland. In totaal een halve eeuw lang werd het land meerdere malen onder water gezet om Holland en Zeeland te verdedigen tegen de vijanden: de Spanjaarden, Fransen en Belgen. Dat gebeurde met zoet én zout water. De Stelling van Willemstad, ook wel de Stelling van het Hollandsch Diep Volkerak genoemd, was met name bedoeld om, vanaf 1583, de zeearmen die toegang gaven tot Holland te verdedigen. De vijf forten rond de vestingstad hebben dan ook van oorsprong een sterke relatie met het open water.
De Stelling Breda – Geertruidenberg was ten tijde van Menno van Coehoorn een zwakke schakel in de Zuiderwaterlinie. Het gebied kon namelijk niet overal worden geïnundeerd. Daarom besloot Van Coehoorn tot een aantal versterkingen, onder meer linies. In deze Stelling lag het accent dus op verdedigingswerken. In brede zin bestaat de Stelling van Geertruidenberg uit de vestingstad Geertruidenberg, Lunet aan de Donge, linie direct ten westen van Geertruidenberg, bestaande uit de Noorderboschschans, Middelschans en Koeschans, de in 1701 aangelegde Linie van Den Hout, Linie van de Munnikenhof als verbinding met de Stelling van Breda en het een jaar later aangelegde Retranchement Waspik als verbinding met de stelling van Heusden. Retranchement De Vest, een verdedigingswerk zonder vaste vorm en afhankelijk van wat het landschap verreist, bestond uit een zigzag lopende aarden wal met een gracht. Op de wal waren twee lunetten en twee redoutes aangelegd. In tegenstelling tot de Houtse Linies en Munnikenhof raakte het Retranchement in verval en verdween. De Vest is nu een natuurgebied gelegen in de polder Klein Waspik. Bij de aanleg van de Langstraatspoorweg in de jaren rond 1885 kreeg de Geertruidenberg toestemming om het Zuidelijk front van de vesting aan te passen voor de spoorbrug, het spoorwegemplacement en het station. Vooruitlopend op de wet ‘Vesting Holland’, werd Geertruidenberg bij Koninklijk Besluit in 1919 als vesting opgeheven en kon huizenbouw buiten de wallen gerealiseerd worden. In de Stelling ’s-Hertogenbosch – Heusden vinden we de grootste vestingstad ‘s-Hertogenbosch, en het prachtig herstelde, kleinere Heusden. De Spaanse overheersing van de stad ’s-Hertogenbosch eindigde op 14 september 1629 met de inname door het 28.000 manschappen tellende Staatse leger van Prins Frederik Hendrik, die Kasteel Maurick als verblijfplaats had. In de Stelling Grave – Ravenstein, eeuwenlang een aparte enclave in Brabant dat onder buitenlands gezag lag, vond de strijd met en tegen de Maas plaats. De rivier trad regelmatig buiten haar oevers en het leven in de streek was daar voor een groot deel op ingericht. Men maakte van deze ongeplande nood op zeker moment ook een deugd door de overstroomde gebieden te benutten als hindernis voor vijandelijke legers. Bijzonder detail is dat Menno van Coehoorn als militair strateeg in 1674 Grave belegerde. Daar ontplooide hij zijn talenten als ontwerper en bouwer van vestingwerken, die de ‘frontieren’ (grenzen) van de Republiek moesten beschermen tegen invasies. Hij verbond bestaande vestingwerken met elkaar en waar nodig voegde hij nieuwe elementen toe om een sterk geheel te vormen.
Ten opzichte van de andere waterlinies is de Zuiderwaterlinie de oudste, langste en meest gebruikte waterlinie van Nederland. Het vroegste deel stamt immers al uit 1582, de linie is in totaal 160 kilometer lang en is op onderdelen meer dan 50 jaar geïnundeerd geweest. Dat is in geen andere linie het geval. Een korte samenvatting maakt duidelijk dat de Zuiderwaterlinie tegenwoordig een echte toeristentrekker is. Qua cultuur-toeristische bestemming onderscheidt de Zuiderwaterlinie zich als een parelsnoer van elf vestingsteden en hun ommeland die, op de grens van Noord- en Zuid-Nederland zijn verbonden door een gemeenschappelijk verhaal. Naast de vestingsteden vind je er forten, schansen, ravelijnen, vestingrelicten, liniedijken en inundatiesluizen en-vlaktes. Het gaat, in erfgoedtermen, om een omvangrijk en onderscheidend ensemble, waarin 450 jaar geschiedenis samenkomt.
Tekst: Jan Hoek
Bronnen: ‘Zuiderwaterlinie Noord-Brabant, een open boek,, uitgave provincie Noord-Brabant, 2e druk mei 2018; De Zuiderwaterlinie en strijdtoneel Geertruidenberg, uitgave Oudheidkundige Kring ‘Geertruydenberghe’, Ans Spee, 2017.