In het najaar van 1944 bevrijdde de geallieerde strijdkrachten het zuiden van Nederland. Het gebied ten noorden van de rivieren bleef in handen van de Duitsers. Die stelden een vervoersembargo in, waardoor hongersnood ontstond. Terwijl het zuiden opleefde, hoewel de voedselsituatie ook daar zorgelijk was, werd de situatie in West-Nederland steeds slechter. De overheid hielp niet en het militaire gezag toonde zich met betrekking tot de voedselsituatie zeer laks; particulier initiatief was dan ook meer dan noodzakelijk. In Hardinxveld werd een interkerkelijk comité opgericht, waarin de drie plaatselijke predikanten, ds. J.C. Stelwagen (Hervormd). Ds. W. de Graaff (Gereformeerd) en ds. J. van der Poel (Oud Gereformeerd), zitting hadden. Namens dit (voedsel)comité werden één of meerdere tochten ondernomen om voedsel te kopen in reeds bevrijd gebied aan de overzijde van de rivier. In de Bommelerwaard en het Land van Heusden en Altena was veel landbouw en dus een voedselrijk gebied én het was dichtbij. Toch viel de opbrengst elke keer weer tegen; er werd weinig voedsel meegebracht, waarvoor ook nog flink voor betaald moest worden. Daarop besloot ds. Johannes van der Poel, een man met gezag binnen en buiten zijn eigen kerk, om zelf mee te gaan.
Nederlandsche Hulpbrigade Geertruidenberg
Ds. Johannes van der Poel was ontegenzeglijk de meest geschikte persoon voor deze voedseltochten, een taak die hem op het lijf geschreven was. Samen met zijn ouderling, schipper Leen Dubbeldam en een diaken voeren ze met het scheepje de ‘Vijf Gebroeders’ via de Merwede en de Maas naar het Land van Heusden en Altena en de Bommelerwaard. De tochten waren levensgevaarlijk, want ze werden vaak beschoten. Ds. Van der Poel bleek een goed onderhandelaar en inkoper; waar anderen al gauw vierhonderd gulden betaalden voor een mud tarwe, betaalde hij de regeringsprijs, namelijk niet meer dan 15 gulden. Het gezelschap voer zeven of acht keer uit en telkens kwamen ze terug met voornamelijk aardappelen, peen, kool en uien en soms ook meel of graan. Toen het Land van Heusden en Altena en de Bommelerwaard het frontgebied werden, stopten ze met de voedseltochten. Weliswaar was Geertruidenberg op 5 november 1944 bevrijd, maar ook de vestingstad lag nog in de frontlinie. Dat verhinderde de inwoners niet om zich bezig te houden met de hulp aan mensen die het nog slechter hadden dan zijzelf. Dat leidde op 19 januari 1945 tot de oprichting van de Nederlandsche Hulpbrigade (NHB) Geertruidenberg, die zich vestigde in Het Weeshuis (nu restaurant) aan de Markt. Zowel in februari als in maart 1945 hield de NHB een zogenoemde ‘LIJST-Collecte’. De Bergenaren tastten stevig in de beurs, want de collecte bracht maar liefst 4.500 gulden op. Met 3000 inwoners is dat gemiddeld ƒ 1,50 per persoon, omgerekend naar nu komt dat neer op maar liefst 25 euro p.p. Waarin een kleine stad groot kan zijn!
Graan en broden
Medio mei 1945 was er in Giessendam en Hardinxveld een enorm gebrek aan voedsel en brandstof. Waarschijnlijk op initiatief van Catharina Nelemans uit Lage Zwaluwe vertrekken dominee Van der Poel en schipper Leen Dubbeldam naar Geertruidenberg, waar de ‘Vijf Gebroeders’ wordt afgemeerd aan de Dongekade. Catharina speelde een rol in de organisatie van de voedselhulp voor Giessendam en Hardinxveld. Hoe is niet helemaal duidelijk, maar haar bijdrage was van doorslaggevende betekenis. Van der Poel vertrok, met waarschijnlijk een paar mensen van de Nederlandsche Hulpbrigade en Catharina Nelemans, per auto naar Tilburg. In het Ave Maria-klooster in de Voltstraat was de hoofdvestiging van het Militair Commissariaat voor de Noodvoorziening én het hoofdkantoor van het Rijksbureau Voedselvoorziening in Oorlogstijd (RVVO) gevestigd. Daar wisten ze de hand te leggen op 2 ton tarwe en 1 ton gerst. In weekblad ‘De Merwestreek’ van 21 januari 1955 staat een interview met ds. Van der Poel. Daarin wordt gesproken over 30 ton graan. Het aantal broden dat gebakken is, maakt duidelijk dat de verslaggever een nul teveel heeft opgeschreven. Met het graan arriveren ze in Geertruidenberg. Daar is nog één maalderij actief en het is dan ook aannemelijk dat het graan is verwerkt in de mechanische maalderij van molenaar Van Riel. Door gebrek aan brandstof kon het graan niet in Giessendam en Hardinxveld worden gemalen, bovendien kon er daardoor ook geen brood in die gemeenten worden gebakken. Volgens overlevering heeft ds. Van der Poel contact gezocht met burgemeester Joseph (Jos) van de Sandt, die na de bevrijding enige tijd waarnemend burgemeester van de gemeente Geertruidenberg was. Deze zorgde ervoor dat het graan gemalen kon worden en hij mobiliseerde alle (9) bakkers in Geertruidenberg en één bakker in Raamsdonksveer met een geschikte oven. Zij gingen voortvarend aan de slag en binnen 24 uur was de hoeveelheid graan verwerkt tot broden, die vervolgens naar het motorschip ‘Adriana’ van schipper Kees Hagenaar werden gebracht. Duidelijk is dat er in 24 uur tijd geen 30 ton graan verwerkt kon worden, maar ‘slechts’ 3 ton. Ook over het aantal broden is de nodige verwarring. Diverse scribenten noemen namelijk verschillende aantallen. De één noemt 4.000 broden, terwijl een andere bron het over 13.000 broden heeft. Verteld werd dat er voor iedere inwoner van Giessendam en Hardinxveld één brood beschikbaar was, andere bronnen zeggen één brood per vier inwoners. In de twee gemeenten woonden in 1946 in totaal 12.534 personen, een aantal dat pleit voor 13.000 broden. Uitgaande van één brood per vier personen is 4.000 broden echter ook een redelijk aanneembaar aantal. Op zondagmorgen arriveerde de ‘Adriana’ in Hardinxveld, waarna het voedsel, naast de broden ook onder andere 20.000 kg. aardappelen, 1.000 kg. zout, 875 kg. snijbonen, 48 blikken olie en melk en 800 kg. havermout, werd bezorgd bij de plaatselijke kerken.
Tegeltableau
Een verslaggever schreef in het blad ‘Rondom de Giessen’ toen bijna lyrisch: ‘Geertruidenberg, dat maar een handbreed van ons vandaan gelegen, toch zoo ver buiten de sfeer van onze belangstelling lag, is ons door de gulle hulpverleening plotseling dichterbij gekomen. Als we over de rivier kijken, de stad ontdekken, denken we er met andere gevoelens aan dan voorheen. Voorheen was Geertruidenberg slechts een naam, nu is het voor ons een daad’. Op 14 december 1945 kwam een delegatie, bestaande uit de burgemeesters van Giessendam en Hardinxveld, de predikanten J. van der Poel en W. de Graaff, dokter M. Schlemper en een paar inwoners naar Geertruidenberg. Daar overhandigden ze als dank voor hun genereuze hulp aan wnd. burgemeester Van de Sandt een fraai tegeltableau, ontworpen door de Giessendamse kunstenaar en voormalig bakker Gerrit J. van der Hoff. Tot ongeveer 1970 hing het tableau achter de receptie van het stadhuis in Geertruidenberg. Daarna verhuisde het naar het depot van museum De Roos.
Tekst: Jan Hoek.
Bron: De Dongebode, jaargang 48, nr. 1-2022, een uitgave van de Oudheidkundige Kring ‘Geertruydenberghe’ (OKG). Bovenstaand artikel is een samenvatting van het boek: ‘Oorlog, honger, moed en medemenselijkheid’, van Peter van Wijngaarden. Hij is vicevoorzitter van de Historische Vereniging Hardinxveld en Giessendam en onderzocht de voedseltochten van 1944 en 1945 en schreef speciaal voor de OKG een samenvatting van zijn boek.