Elke feministe lijkt een eigen invulling aan het feminisme te geven, maar het algemene achterliggende idee is het streven naar gelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, op zowel economisch, politiek als sociaal vlak. Dit streven wordt ook wel de emancipatie van de vrouw genoemd; het opkomen voor een gelijke behandeling op grond van gelijke rechten onder gelijke omstandigheden. Vrouwen worden al eeuwenlang op een andere manier gewaardeerd, beoordeeld en behandeld dan mannen. Zo werden vrouwen op grond van wettelijke regels of gewoonten vele eeuwen niet toegelaten tot politiek of openbaar bestuur, tot ambachten en beroepen en school of universiteit. Aletta Jacobs was eind 19e eeuw de eerste vrouw in Nederland die een Hogere Burgerschool bezocht, studeerde en zich in 1878 als arts vestigde. In Geertruidenberg was dichteres Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) een echte emancipator en ook Antonia Petronella Vermeeren (1854-1929) toonde zich een voorvechter van vrouwenrechten.
Juliana Cornelia de Lannoy is nooit getrouwd geweest en richtte zich vooral op haar letterkundige ambities. Zij verwoordde dat in 1766 in een gedicht als volgt: ‘(…) Ik vind myn liefste feest, myn zoetsten wellust weer, wanneer ik in my zelf en tot myn boeken keer.’ Vanaf 1776 tot aan haar dood in 1782 woonde zij in het pand ‘De Roos’ in Geertruidenberg, waar nu museum De Roos is gevestigd. Op de eerste verdieping van het historische pand is een hoekje ingericht met haar stoel en bureau, met zicht op de Markt, het plekje waar zij haar inspiratie vond. Zij was in haar tijd een beroemde dichteres, die zich nadrukkelijk teweerstelde tegen de norm geworden vooroordelen dat vrouwen van nature over minder intellectuele capaciteiten zouden beschikken dan mannen. Zij zette zich af tegen de heersende mening dat vrouwen zich daarom tevreden moesten stellen met een ondergeschikte plaats in de maatschappij. De Lannoy was ambitieus, vrijmoedig en gevat, die met dichterlijk woorden streed aan een verandering van positie en houding van mannen en voor meer sociale rechtvaardigheid. Dat zij een voorloopster was van de latere emancipatie wordt duidelijke in een van haar gedichten, waarin ze schrijft: ‘(…) Mijn Heeren, weest voldaan met uw voortreffelijkheid; Beheerscht, verzorgt den Staat, verdedigt zijn rechten, En wyl ’t U zo behaagt gaat ook den Krijg beslechten. Maar sta ons voor ’t minstuit mededogen toe, dat ons vernuft somwijle eene eedle pooging toe.’ Op deze wijze reageerde ze op de ondergeschikte positie van het vrouwelijke geslacht in de maatschappij, waarin openlijk gesteld werd dat vrouwen alleen voldoening mogen vinden in de verzorging en behoeftebevrediging van echtgenoot en kinderen.
De volmaakte man
Vanaf haar eerste, nogal satirische gedicht wees zij er ook op dat het onderwijssysteem de intelligentie van meisjes nauwelijks prikkelde, en hen alleen zoet hield met vaardigheden die slechts gericht zijn op een toekomst als gezelschapsdame of echtgenote en moeder. Naast gedichten scheef De Lannoy met veel succes ook treurspelen. Die bezorgde haar zoveel bekendheid en erkenning dat het op 4 januari 1772 opgerichte prestigieuze Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde Spaart Geen Vlyt’ haar in april 1772 als eerste vrouw in de Republiek uitnodigde honorair lid te worden. Geertruidenberg kende toen ook een leesgezelschap, genaamd ‘Uyt Zucht tot Wetenschap en Deugd’. Zij mocht daar echter geen lid van zijn, aangezien deze in 1767 opgerichte club alleen bestond uit mannen, waar geen vrouwen werden toegelaten. Op haar 28e schreef zij het gedicht ‘De Volmaakte Man’. Daarin schrijft zij onder meer: ‘Gestadig in ’t werk tot nut van ’t huisgezin. En ijvrig om zijn ampt met glorie te bekleeden. Bereid om voor de Staat zijn leeven te verpanden. Grootmoedig, heusch, wijs, vrind’lijk, zacht van geest. Een man met zoveel deugd met zoveel roem beschonken, die man zo dubbel waard mijn dichterslust te ontvonken, is naar ik merken kan nog nooit op aard geweest.’ Op 18 februari 1782 overleed Juliana de Lannoy op 43-jarige leeftijd vrij plotseling.
Winkelierster Tona
Op de oudste ansichtkaarten van Geertruidenberg staat met kleine lettertjes vermeld: Uitgave Firma A.P. Vermeeren. Het gaat om Antonia Petronella Vermeeren, in Geertruidenberg kortweg Tona Vermeeren genoemd. Zij werd op 11 september 1854 geboren in het Gelderse Velddriel. Haar vader Adrianus Jacobus Vermeeren kwam oorspronkelijk uit Geertruidenberg. Samen met zijn echtgenote Johanna Maria de Lange en dochter Tona keerde hij terug naar zijn geboorteplaats, waar hij zich op 7 december 1864 vestigt in de Koestraat en daar een timmerwinkel begint. Op 14 januari 1877 overleed vader Vermeeren, waarna de timmerwinkel nog enkele jaren door een knecht wordt voortgezet. Tona moet dan in het voorhuis van haar ouderlijke woning een winkeltje begonnen zijn, want volgens het Bevolkingsregister van Geertruidenberg is zij van beroep ‘winkelierster’. Tussen 1881 en 1890 heeft zij haar winkel verplaatst naar de zuidzijde van de Markt. Daar geeft zij blijk van haar zakelijk inzicht en onafhankelijkheid. Ze verkoopt letterlijk van alles: galanterieën, brillen, kantoor- en schoolbenodigdheden en papieren zakken. Rond de eeuwwisseling verhuist ze naar een nog grotere winkel in de Brandestraat, het pand waar voorheen architect Van Seeters woonde. In een advertentie, waar als adres Branderstraat 27 wordt vermeld, maakt ze reclame voor 1e klasse mondharmonica’s (zuiver van toon, vanaf 50 cent tot ƒ 1,10) sigarenpijpjes (ook echt barnsteenen) en portefeuilles. Een specialiteit vermeld ze: schippers-horlogekettingen.
De Omroeper
Ze gaat zich nu ook bezighouden met drukwerk en ontpopt zich als schrijfster én uitgeefster; niet alleen van fraaie ansichtkaarten, maar ook van sterk sociaal bewogen literatuur, waaruit overduidelijk blijkt dat ze strijdt voor de emancipatie van de vrouw. Ze schrijft korte verhalen onder het ietwat merkwaardige pseudoniem ‘Alex van Nancy’, waarin ze wantoestanden beschrijft. In 1912 gaf ze een boekje uit dat als titel ‘Geen dienstboden meer’ kreeg. Voorts schreef ze verhalen voor het weekblad ‘De Dongebode’ en vanaf 1907 voor haar, eigen ‘Advertentie- en Lectuurblad De Omroeper’, dat in een oplage van 2000 exemplaren gratis werd verspreid in Geertruidenberg en omgeving. De progressieve en ondernemende Tona Vermeeren baarde in Geertruidenberg opzien door op een fiets en met kort geknipt haar en een broekrok door het vestingstadje te fietsen, zich niets aantrekkend van de hoofdschuddende stadsbewoners. Ze was een voorvechtster van de vrouwenrechten, een feministe van het zuiverste water. Ze bleef evenals Juliana de Lannoy altijd vrijgezel. Voor haar paste de vrouw niet in het slaafse juk van het huwelijk. Niet echt verwonderlijk, want in haar verhalen blijkt steeds weer dat ze (jonge)mannen haat. Dat wordt duidelijk in haar verhaal ‘Een ernstig woord tot het vrouwenhart’, waarin ze aanvankelijk schrijft over de vooruitgang van de maatschappij op gebied van onder andere onderwijs en genees- en heelkunde, dat met reuzenschreden vooruit gaat. Maar dan verandert de toon. Ze schrijft: ‘(…) Maar helaas, alleen dit wezen (lees:de man), door God geschapen en de triumf der schepping, gaat in die hoedanigheid ontzettend achteruit; ja, sommige categorieën van menschen streven met geraffineerd overleg de zwijnen voorbij in hun liefde voor dras en slijk. Luister op een gewonen, of bij voorkeur Zondagavond naar de taal, die den mond ontsnapt van nog zeer jonge knapen, opeengehoopt op een uitverkoren plekje, b.v. de stoep van een of ander winkelhuis. Beluister hunne onderlinge gesprekken, hun onderhoud met meisjes. Geef acht op de afschuwelijke volzinnen, jonge onschuldige meisjes, hun niet eens bij naam bekend, kinderen uit gezinnen, waar men nooit zulke taal hoorde, nageschreeuwd. En ge zult met ons Uzelve afvragen: ‘Wat kan men verwachten van een geslacht, dat zulks tot vader zal hebben? Daarom dames-lezeressen: den strijd aan den vrije vrouw, de capitulatie aan den gehuwde vrouw!’. Teleurgesteld in haar zakelijk falen, zij gaat in januari 1911 op 57-jarige leeftijd failliet, woont ze nog een tijd lang aan de Markt. Haar laatste levensjaren slijt ze in de Godshuizen, waar ze op 75-jarige leeftijd moegestreden sterft op 11 januari 1929. Dat is lang voordat de ‘Dolle Mina’s’ in 1969/70 op de barricaden stonden en de op het eind van de 20e eeuw opgekomen belangstelling voor genderonderzoek en wat recenter de LHBTI-emancipatie. De emancipatiestrijd is echter nog niet gestreden; volgens Atria, het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, moeten mannen nog meer gemotiveerd worden om huishoudelijke taken en zorgtaken op zich te nemen, want dan zouden vrouwen meer uren kunnen gaan werken. Slecht zo’n 19% van de mannen is echter bereid om minder te gaan werken.
Tekst Jan Hoek