Willem van Duvenvoorde: van bastaardzoon tot schout van Geertruidenberg
Willem van Duvenvoorde was een buitenechtelijke zoon van Filips van Duvenvoorde, Heer van Polanen, telg uit het rijke geslacht van de familie Van Wassenaar. Hij moet rond 1290 geboren zijn. Omdat Filips niet met de moeder was getrouwd, was Willem een bastaardzoon. Dat betekende dat hij niet de achternaam van zijn vader kreeg, vandaar zijn bijnaam Willem Snickerieme, en hij geen recht had op de erfenis. Niettemin werd hij een van de meest spraakmakende personen uit de geschiedenis van Brabant en Holland en wist hij, aanvankelijk onder zijn bijnaam, een puissant rijke man te worden. Veel had hij te danken aan zijn oom Dirk van den Wale, broer van zijn vader, die bij graaf Willem III van 1308 tot 1316 het ambt van hofmeester bekleedde. Via zijn oom kwam hij in contact met de grafelijke familie, kreeg een baan, en klom hij binnen een paar jaar op tot kamerling van de graaf, welke functie hij vanaf 1317 combineerde met het ambt van zegelbewaarder. Zo bekleedde hij een sleutelpositie in de politieke en financiële aangelegenheden van het graafschap. Hij stond bekend als iemand met een helder verstand en groot politiek inzicht. Hij was geen gewillig instrument in handen van de graaf, maar wist diens politiek handig voor eigen doeleinden aan te wenden. In de roman ‘Schaduw van de avond’ beschrijft de Oosterhoutse auteur Eva Bentis Willem van Duvenvoorde als een moeilijk persoon, keihard in onderhandelingen en hard tegen zijn personeel. Kortom, bepaald geen aangenaam persoon. Maar wel iemand die zich geheel liet leiden door kansen om zijn macht en geld uit te breiden.
Twaalf bastaardkinderen
Dat ging hem heel goed af. Hij deed dat vaak samen met zijn halfbroer, die geen bastaard was, en Jan I van Polanen werd genoemd. Willem en Jan I konden het goed met elkaar vinden en verdienden samen een vermogen. Willem van Duvenvoorde was getrouwd met Heylwich van Vianen, maar het huwelijk bleef kinderloos. Dat neemt niet weg dat Willem twaalf bastaardkinderen naliet, die op hun beurt geen recht hadden op de erfenis. Vader Willem zorgde er echter wel voor dat ze niets tekortkwamen. Willem van Duvenvoorde wist, zoals gesteld, een enorm vermogen op te bouwen, niet alleen door leningen aan koningen en aan de keizer, maar ook door een voor die tijd zeer modern centraal beheer over zijn bezittingen. In 1328 werd hij tot ridder geslagen door hertog Jan III van Brabant. Hij werd in 1329 door keizer Lodewijk IV gelegitimeerd, waardoor hij niet langer de bastaardnaam Snickerieme, hetgeen roeispaan betekent, te dragen. Al voor die tijd beleende hij in 1313 diverse hoeven onder Nootdorp. Later verwierf hij het schoutambacht van Geertruidenberg, met de opbrengst der boeten. Hij ommuurde de stad en bouwde er een kasteel. In 1324 verwierf hij het goed Strijen (twee beemden boerenland en een nabijgelegen bos) bij Oosterhout en de aldaar gebouwde burcht. In 1325 werd hij heer van Oosterhout en door zijn huwelijk met Heylwich in 1327 kreeg hij de burcht en heerlijkheid van Vianen in zijn bezit. In 1336 schonk Willem Vianen stadsrechten. In de ambachtsheerlijkheid Meerdervoort bij Zwijndrecht stichtte hij het kasteel Develstein. In 1339 werd hij heer van Breda als vruchtgebruiker tot zijn dood in 1353. Vermeldenswaard is zeker dat Willem van Duvenvoorde aangemerkt kan worden als de stichter én financier van het kartuizerklooster ‘Het Hollandse Huis’. In 1336 lag het grondgebied in Holland en werd, evenals Geertruidenberg, pas bij de departementale herindeling in 1806 bij Brabant gevoegd.
Sleutel van Holland
Onder de vele bezittingen van Willem van Duvenvoorde vielen in de schimmige grensstreek tussen graafschap Holland en het hertogdom Brabant Huis ten Strijen in Oosterhout, waarvan alleen de Slotbosse Toren (een kwart van een oude hoektoren) nog te zien is en het in 1323-1325 gebouwde ommuurde kasteel van Geertruidenberg. Om dat te kunnen financieren en uit te voeren, stelt Graaf Willem III in 1323 zijn trouwe kamerling Willem, inmiddels belangrijk diplomaat en geldschieter, aan als machthebber van Geertruidenberg. Daar staat wel wat tegenover. Van Duvenvoorde moet aan de zuidgrens van Holland voor politieke rust en stabiliteit zorgen. Ook krijgt hij opdracht voor het binnen twee jaar bouwen van een versterkt kasteel bij Geertruidenberg, de ’Sleutel van Holland’ tussen Brabant en Holland. De kosten moet hij van zijn eigen geld betalen. Voor onderhoud krijgt hij wel een jaarlijkse gift van tweehonderd pond. Gedegen onderzoek van stadshistoricus Bas Zijlmans maakt duidelijk dat het kasteel van Geertruidenberg met een grootte van ca. 2500 vierkante meter binnen het scala van Hollandse kastelen van behoorlijke importantie is geweest. In 1525 verleent Karel V het stadsbestuur toestemming tot sloop. De laatste bovengrondse baksteen wordt in 1547 verwijderd.
Willem van Duvenvoorde overlijdt op 12 augustus 1353 in zijn kasteel te Boutershem, even oostelijk van Leuven, waarna hij wordt begraven in het nabijgelegen en door hem gestichte klooster van de Rijke Clarissen. Het grootste gedeelte van zijn vermogen komt bij zijn neefje Jan II terecht. Vervolgens komt het via Jan III uiteindelijk in handen van Johanna van Polanen. De onmetelijk rijke Johanna trouwt in 1403 met Engelbrecht I van Nassau. En zo komt het vermogen van de puissant rijke Willem van Duvenvoorde in de familie van de Nassau’s terecht, die door dit huwelijk onder meer in het bezit van de Baronie van Breda komt. In de titels van de koning der Nederlanden is de erfenis van Willem van Duvenvoorde nog zichtbaar; zo is koning Willem Alexander onder andere baron van Breda.
Tekst: Jan Hoek
Bronnen: ‘Hoogtij van Holland’, 2022, Henk ’t Jong; ‘Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek’, 1911, P.J. Blok en P.C. Molhuysen; De Dongebode jg. 49-2-2023, Hennie Koenen.