98 – Architect Carl Weber en de katholieke St. Gertrudiskerk (1862-1964)

De gertrudiskerk

In de tweede helft van de 19e eeuw zijn, vooral in Noord-Brabant, door de opbloei van de katholieke geloofsbeleving, zeer veel nieuwe RK-kerken gebouwd. In de eerste helft van die eeuw werden, vooral door ingenieurs van Rijkswaterstaat kerken gebouwd volgens de stijl van die tijd, geïnspireerd op de tempelbouw van de oude Grieken en Romeinen, gebouwen die daardoor neoclassicistisch worden genoemd. Deze ‘waterstaatsstijl’ was volgens de katholieken ontleend aan bouwwerken van heidenen en hun voorkeur ging dan ook uit naar een zo waardig mogelijk, dus groots Godshuis. In de middeleeuwse gotische kathedralen, waarin men ook veel symboliek aantrof uit het geloof, zag men veel meer de aangewezen vormen van een huis van God. Bij het begin van deze bouwexplosie waren er niet veel bouwkundigen beschikbaar, die de bekwaamheid hadden om aan de bouw in deze neogotische stijl te voldoen. Een van de architecten die wel aan de eisen kon voldoen was Carl Weber uit Roermond. Hij heeft meerdere kerken gebouwd in onze omgeving, namelijk het voormalige dekenaat Geertruidenberg, dat toen nog tot het bisdom ’s-Hertogenbosch behoorde en wel in Geertruidenberg (St. Gertrudiskerk, 1862, afgebroken), Raamsdonksveer (Maria hemelvaartkerk 1864, verwoest in 1945), Lage Zwaluwe (Johannes de Doperkerk, 1879, verwoest WOII), Zevenbergschen Hoek (Bartholomeuskerk, 1887 verwoest in WOII) en Raamsdonk Sint Bavokerk, 1888). Ongetwijfeld dankte hij dit succes aan het enthousiasme dat zijn eerste werk in deze regio te weeg bracht: de St. Gertrudiskerk, niet aan maar op de Venestraat in Geertruidenberg.

In Geertruidenberg was pastoor Ch. Hermus al in 1857 begonnen met het houden van speciale collectes voor een nieuwe kerk. Hij overleed een jaar later, waarna zijn opvolger pastoor L. Haenen de inzamelingen voortzette. Toen het ontwerp van architect Carl Weber gereed was, werden speciale inschrijvingen gehouden onder de gegoede burgerij van de stad. Op die manier lukte het 17.000 gulden in te zamelen. De eigen fondsen bedroegen 25.000 gulden. Het ontwerp van Weber werd door Mgr. J. Zwijsen ter goedkeuring naar Den Haag gestuurd, waarbij er gelijk een subsidieaanvraag van 6.000 gulden, op een begroting van 60.000 gulden, aan was toegevoegd. De nieuwe kerk zou moeten komen aan het eind van de Markt, midden op de Venestraat. Dit als een pedant aan de oude St. Gertrudiskerk ofwel Groote kerk (de huidige Geertruidskerk), die in 1573 in hervormde handen was gekomen. De katholieken vonden het een grandioos idee. De gemeenteraad met burgemeester Ludovicus Petrus Koene, die tevens kerkmeester was, stond hiervoor 1000 vierkante meter grond af aan het kerkbestuur. Die diende wel een door hen bestrate doorgang langs de kerk vrij te laten. Hoewel het kerkbestuur nog een paar huizen kon aankopen en die lieten slopen, was de bouwplaats erg smal. De kerk zou mede daardoor zeer rijzig worden, maar door het uitgesproken gotische kenmerk door iedereen als zeer fraai ervaren.

Steen, mergel, leien en glas

Carl Weber

Voordat aan de bouw begonnen kon worden, dienden er nog wel problemen rond de goedkeuring opgelost te worden. Rijkswaterstaat, belast met de beoordeling van de plannen, maakte problemen, onder meer over de fundering, maar met name over de begroting. Uiteindelijk ging Rijkswaterstaat akkoord en kreeg het kerkbestuur vrijstelling van de verplichting tot openbare aanbesteding. Wel werd geadviseerd de spits van de toren, gezien de krappe begroting van 60.000 gulden, weg te laten. Een subsidie werd geweigerd. Wel kreeg de pastoor een verhoging van zijn jaarwedde van 200 gulden als tegemoetkoming in de lasten van geldleningen. Op 2 september 1859 kreeg het kerkbestuur toestemming om voor eigen rekening te gaan bouwen. Mooi op tijd, want nu kon in het najaar nog de fundering gelegd worden. Gedurende de wintermaanden werd er niet aan de bouw gewerkt, zodat de specie van de fundering kon harden. Op 27 maart 1860 werd op plechtige wijze de eerste steen gelegd. Er werd hard doorgewerkt om het werk onder dak te krijgen, zodat er de aankomende winter beschut kon worden doorgewerkt. Als opzichter namens architect Weber werd J.A. van Dijk aangesteld. Hij werd later stadsarchitect van de gemeente Eindhoven en zou daar later zijn leermeester Carl Weber inschakelen voor een ontwerp van een neogotisch stadhuis. Namens Rijkswaterstaat verscheen met regelmaat J.C.J. Huijsers uit Breda op de werkvloer om te kijken of alles wel volgens de regels verliep. Uit bewaard gebleven stukken werd duidelijk dat de stenen van steenfabriek De Lagewaard uit Hurwenen kwamen, het hout uit Utrecht, mergel en leien uit Maastricht en het glas uit België. Alle benodigde materialen werden over water aangevoerd. Ondanks de opmerkingen van Rijkswaterstaat werd de toren compleet met spits gebouwd. De bouwsom liep mede daardoor, geheel volgens de voorspelling van Rijkswaterstaat, op tot 80.000 gulden. Op 4 augustus 1862 werd de kerk, tegelijk met het belendend kerkhof, door bisschop van Samos, Joannes Philibertus Deppen geconsacreerd. Ook deze kerk werd toegewijd aan de H. Gertrudis.

De gertrudiskerk

Onderhandelingen

De nieuwe kerk op de Venestraat was al vrij snel te klein voor de snelgroeiende katholieke parochie; 85 procent van de inwoners was katholiek. In 1920, toen de hervormde gemeente in geldnood verkeerde, probeerden de katholieken de oude Getrudiskerk, die in 1573 in handen was gekomen van de protestanten, terug te krijgen. De dominee wenste 100.000 gulden om een nieuwe kerk te kunnen bouwen. De onderhandelingen duurden tot 1935. De katholieken waren bereid aan de eisen van de hervormden te voldoen, maar intussen was de hervormde gemeente van Geertruidenberg van hogerhand bevolen de kerk niet te verkopen. In 1957 probeerde de bisschop opnieuw de hervormden te bewegen de kerk af te staan, echter ook deze keer zonder resultaat. In 1964 werd de St. Gertrudiskerk op de Venestraat afgebroken, waardoor de sfeervolle beslotenheid van de historische Markt bijzonder werd aangetast.  

Venestraat achterkant St. Gertrudiskerk

Tekst: Jan Hoek

Bronnen: De Dongebode 1985- Nr. 2, artikel P.J.C. Boeren; boek ‘Geertruidenberg, Hollands oudste stad’, 1978, Bas Zijlmans.

© 2020 Oudheidkundige Kring Geertruydenberghe
Locatie 9 Websitebouw