VAN PETROLEUMVERLICHTING NAAR PROVINCIALE ELEKTRICITEITSVOORZIENING
Nummer 02 - 3 juni 2020
Op 15 juli 1908 wordt de N.V. Electriciteitscentrale Raamsdonk’ opgericht. De N.V. is een typisch voorbeeld van een kleinschalige lokale centrale, na Ginneken pas de tweede particuliere centrale in West-Brabant voor de opwekking van elektriciteit ten behoeve van algemeen gebruik, ingericht in het vacuüm van petroleumverlichting en provinciale elektriciteitsvoorziening. Met het oog op de uitgestrektheid van de gemeente Raamsdonk, die toen 6500 inwoners telde, koos men voor het wisselstroomsysteem. De inrichting van de centrale aan de Oosterhoutseweg in Raamsdonksveer bestond uit twee generatoren met een gezamenlijk vermogen van 90kW, die werden aangedreven door twee zuiggasmotoren van 75pk elk. De totale kosten van de centrale en het leidingnet bedroegen ruim 62.000 gulden. In 1909 telde de centrale 174 aansluitingen en werd in totaal 36000 kWh verkocht; voor licht werd 20 cent en voor kracht 6 cent per kWh gerekend. De afzet steeg tot maximaal 120.599 kWh, terwijl in de periode van 1915 t/m 1919 er een winst van ruim 23.000 gulden werd geboekt. Het verzorgingsgebied bleek te klein en toen de provincie geen toestemming voor gebiedsuitbreiding richting Waspik gaf, dit met op het oog de bouw van een provinciale elektriciteitscentrale, was de centrale in de gemeente Raamsdonk in feite ten dode opgeschreven.
Tot 1898 kende Nederland slechts zes stroomfabrieken, waarvan geen enkele in het gewest Brabant. Van de 21 centrales die in de jaren 1898-1901 zouden worden gebouwd, verrees er slechts één in de provincie, namelijk in Boxtel. In 1913, dus vóór het provinciale opwekkingsgebeuren een aanvang nam, was het aantal elektriciteitscentrales gegroeid naar 82, met een gezamenlijk vermogen van 87.506 kW. Daarvan werd driekwart door gemeenten en de rest door particulieren geëxploiteerd. In 1914 wordt de N.V. Provinciale Noord-Brabantsche Elektriciteits-Maatschappij (PNEM) opgericht, met als doel zo snel mogelijk een centrale te bouwen die de hele provincie van elektriciteit kan voorzien. Ruim een eeuw geleden (1919) ging in Geertruidenberg de eerste elektriciteitscentrale van Noord-Brabant van start: de Dongecentrale. De PNEM schrijft dat jaar aan de gemeente Raamsdonk dat zij voor het opheffen van de ‘N.V. Electriciteitscentrale Raamsdonk’ is omdat ‘dergelijke concessies door gemeenten aan particuliere vennootschappen verleend, niet meer passen in het tegenwoordige stelsel, omdat hierbij altijd de belangen van de gemeente, dus de ingezetenen en industriëlen, in botsing komen met de belangen van uitbaters.’ Toen de PNEM na de Eerste Wereldoorlog begon met de elektriciteitslevering werd de financieel toch al zwakke stroomfabriek in Raamsdonkveer opgeheven. De N.V. Raamsdonk is weliswaar een centrale in de marge gebleven, maar heeft ondanks het korte bestaan er wel mede voor gezorgd dat de invloed van elektriciteit de ontwikkeling van het huishouden en de kleinschalige onderneming in een stroomversnelling kwam.
Tussen 1917 en 1919 is de Dongecentrale I gebouwd, bestaande uit een controleruimte, turbine en ketelruimte. Ook werden er zeven dienstwoningen gerealiseerd die bestemd waren voor de afdelingshoofden die dicht bij het werk dienden te wonen. Het energievermogen van 18,5 Megawatt bleek al snel te klein te zijn en tussen 1929 en 1931 werd de Dongecentrale II gebouwd. Deze bestond uit drie hallen, het schakelgebouw, de machineruimte, een ketel- en een filterhuis. In het filterhuis werd het water uit rivier de Donge gefilterd voor de centrale. De eerste filtering vond plaats door middel van een stalen hekwerk, waardoor een grove filtering plaatsvond. In het filterhuis stonden vier filters die alle overige resten, zoals vissen en klein hout, eruit filterden. Na deze tweede filtering werd het water opgeslagen in bassins in de kelder van het filterhuis, waarna het door enorme pijpen als proces- en koelwater naar de centrale werd gepompt. Ook kwam er in die periode een spoorverbinding voor de aanvoer van steenkool en zware machineonderdelen. Na de Tweede Wereldoorlog is het schakelgebouw van Dongecentrale II uitgebreid met een onder meer een schakelruimte. In die periode heeft architect C.H. de Bever op het terrein aan de Donge diverse gebouwen gerealiseerd. In het kantoorgebouw was er onder andere een directie- en secretaressekamer, vergaderruimte, tekenkamer en de afdeling personeelszaken. In de jaren 50 werd aan de Amer gestart met de bouw van een nieuwe centrale. Die was in de jaren 70 zo krachtig dat de Dongecentrale grotendeels overbodig was geworden. Deze werd omgebouwd tot stoom- en gas-centrale (STEG), waarbij door de verbranding van aardgas stoom werd geproduceerd dat de turbine en generator aandreef. Steenkool hoefde hierdoor niet meer per schip of trein te worden aangevoerd en omdat de STEG heel snel, in acht uur tijd, op te starten was, werd deze alleen nog gebruikt om bij te dragen bij pieken in de stroombehoefte. Zo zou de centrale met een vermogen van 128 Megawatt nog tot de sluiting blijven functioneren. In 2011 sloot de centrale aan de Donge definitief de deuren.
Tekst: Jan Hoek
Bronnen: A.N. Hesselmans, ‘De elektrificatie van Raamsdonk’ in De Dongebode XIII (1987);
Mensen & Spanningen, dr. J.F.E. Bläsing (1992); website BOEi.