101 - Het Staatse leger in De Langstraat in 1597 en 1624/25

Hoewel er gedurende de 80-jarige oorlog (1568-1648) verschillende bekende veldslagen plaatsvonden, onder ander bij Heiligerlee (1568), Nieuwpoort (1600) en Groenlo (1627), waren het tocht vooral belegeringen van steden die de strijd domineerden. De vestingstad Geertruidenberg speelde gedurende de vele belegeringen meerdere malen een belangrijke rol.

De meest spraakmakende is ongetwijfeld de vanaf 28 maart 1593 drie maanden durende belegering door het Staatse leger van prins Maurits. De verovering kostte Maurits 300 doden, 400 gewonden en 4300 kanonskogels. Ook in 1597 werd Geertruidenberg betrokken bij een beleging. De Spaanse troepen hadden in 1596 grote verliezen geleden bij de belegering van Hulst en het overgebleven leger, dat onder leiding stond van Philibert van Rye, graaf van Varax, was uitgeput en had zijn winterkwartieren in Turnhout opgebouwd.  Prins Maurits hoorde van de situatie van het Spaanse 5000 infanteristen tellende leger, dat de opdracht heeft om de Zuidelijke Nederlanden te beschermen tegen het Staatse leger, en ontwerpt een plan om deze troepen te verrassen. Met 150 schepen worden de garnizoenen die gelegerd zijn in steden rondom Geertruidenberg naar de vestingstad verscheept. Hierdoor beschikt Maurits over een leger van 800 ruiters en 200 musketiers. Vanuit Geertruidenberg vertrekt dit leger onder aanvoering van Maurits en zijn commandanten Filips van Hohenlohe-Neuenstein, Charles de Héraugière en Francis Vere naar Turnhout. De Slag bij Turnhout, ook wel Veldslag op de Tielenheide genoemd, vond plaats op 24 januari 1597 en duurde slechts een half uur. Het eindigde in een bloedbad, waarbij onder de Spaanse troepen ca. 2.000 doden vallen en 500 soldaten gevangen worden genomen. De Staatse troepen verliezen slechts 10 man. Het zou de zwaarste klap worden die ooit door de Nederlandse cavalerie is uitgedeeld.

Geertruidenberg

Kaart de langstraat 1625

De belegering en verovering van een stad duurde minstens enkele weken en soms maanden. Het waren dan ook kostbare onderneming. In 1624/25 ging dat met omvangrijke en zo’n elf maanden durende belegering gepaard, die heel de streek rond Breda en De Langstraat op zijn kop zette. Ook hier speelde Geertruidenberg een niet onbelangrijke rol. Het 16.000 man sterke Staatse leger van Prins Maurits, zijn halfbroer Frederik Hendrik en zijn neef Ernst Casimir van Nassau-Dietz, stadhouder van Friesland, was neergestreken in De Langstraat. Op 16 september 1624 trekt prins Maurits via Grave op, om via Megen en Alem uiteindelijk op 28 september Geertruidenberg en Raamsdonk te bereiken. Twee dagen later trekt het leger, via een pontonbrug die over de Donge is geslagen, richting Made. Daarvoor werden onder andere in ’s Gravenmoer alle schepen gevorderd om dienst te doen als wachtschepen of als ondergrond voor de brug over de Donge. Met kleine schepen worden meer soldaten, wagens en kanonnen aangevoerd, waardoor het Staatse leger uitgroeit tot 25.000 man voetvolk en 2.400 ruiters; nog steeds te weinig voor een frontale aanval op de Spanjaarden. Als de waterstand in de winter stijgt, wordt het voor de Spanjaarden onmogelijk geacht om Breda nog te bestormen. Daarop trekt Maurits met een deel van het leger op 22 oktober weg uit Made, naar een comfortabelere en veiligere locatie nabij Roosendaal. Frederik Hendrik vertrekt op dezelfde dag met een ander deel van het leger naar De Langstraat, een streek met een rijtje dorpen tussen het Staatse Geertruidenberg en het nog Spaanse ’s-Hertogenbosch.

Circumvallatielinie

Spaanse bevelhebber Ambrogio Spinola (1569-1630)

Prins Maurits voelde zich door de overmacht van de Spanjaarden rondom Breda te machteloos en weigerde in actie komen. Bovendien hadden de jaren van militaire expedities en belegeringen hun tol geëist. De prins lijdt aan een leverkwaal en in november 1624 besluit hij naar Den Haag terug te keren, waar hij op 23 april 1625 overlijdt. Frederik Hendrik volgde hem op als kapitein-generaal en admiraal-generaal van de Staatse krijgsmacht. Hij wil met goedkeuring van de Staten van Holland een laatste poging wagen om de stad Breda te bevrijden. In Geertruidenberg wordt een grote troepenmacht bijeengebracht van 40.000 man voetvolk en 6.000 à 7.000 ruiters. Het zou een bijzonder zware operatie worden aangezien legeraanvoerder Spinola, die zich bij eerdere gevechten had bewezen als strategisch genie, zijn ingenieurs aan het werk had gezet. Hij omsloot Breda met een dubbele ring van vestingwerken, waaraan door duizenden soldaten 17 dagen aan werd gewerkt. Deze circumvallatielinie, een verdedigingswerk afkomstig uit de Romeinse krijgskunst, had als doel te voorkomen dat de vestiging versterking van buitenaf krijgt en tevens het verhinderen van levering van levensvoorraden; niet alleen over land, maar door een keten van schepen ook niet over water. Uitputting van een stad werd immers ook gebruikt om tot overgave te dwingen. Ook tijdens het beleg van Geertruidenberg in 1593 werd een circumvallatielinie aangelegd. Prins Maurits, die de Romeinse krijgskunst had bestudeerd, werd later geroemd om deze manier van belegeren. Spinola zorgde ruim 30 jaar later voor een buitenste ring in de vorm van een gegraven borstwering van 27 km, zo’n 70 bastions, redoutes en andere werken. Een tweede ring, de echte aanvalslinie van Spinola, lag dichterbij de stad en was in de beginfase ongeveer zestien km lang. De Bredase verdediging stond onder leiding van gouverneur Justinus van Nassau, een buitenechtelijke zoon van Willem van Oranje.

De Stedenbedwinger

Stadsbedwinger Frederik Henderik (1584-1647

Op 15 mei 1625 doet de in Waalwijk gelegerde Frederik Hendrik een ultieme poging om de omsingeling te doorbreken. Bij Terheijden komt het tot een vuurgevecht van twee uren tussen de Spaanse en Staatse troepen, waarbij het voornamelijk uit Engelse soldaten bestaande leger van de prins grote verliezen lijdt en Frederik Hendrik zich moet terugtrekken. Op 25 mei stuurt hij een versleutelde brief naar zijn halfbroer Justinus met de opdracht met Spinola te gaan onderhandelen over een gunstige aftocht.  Op 5 juni geeft de stad Breda zich over. De Spaanse legerleider toont zich een heer; hij omhelst Justinus en diens garnizoen mag de wapens houden en de stad ongehinderd verlaten. Omstreeks 9 uur ’s morgens begeeft het garnizoen zich naar Geertruidenberg, bewapend, met wapperende vaandels, tromgeroffel en trompetgeschal. Aangekomen in Geertruidenberg worden, zoals te lezen is in oude stukken: ‘vele soldaten, bij het beleg van Breda gekwetst, naar hier vervoerd en op het stadhuis verzorgt’. Prins Frederik Hendrik en zijn gevolg verbleven toen in de aan de Markt gevestigde herberg ‘De Roos’ (thans museum De Roos). Voor de prins was deze herberg een bekend adres, want ook op 28 februari 1625 logeerde ‘Henrick, prince van Orangien’ in de herberg van waard Joost van Herten. De kosten, die voor rekening van de stad kwamen, bedroegen 48 gulden en 12 schellingen. Weldra zouden de krijgskansen voor Frederik Hendrik echter keren. Al in 1626 verovert hij Oldenzaal, een jaar later Groenlo (Grolle) en in 1629 ’s-Hertogenbosch. Die laatste verovering zou hem in Europa de erenaam ‘De Stedenbedwinger’ bezorgen. Het verlies van Oldenzaal en Groenlo wordt Spinola zwaar aangerekend. Na een verblijf van ruim 20 jaar verlaat hij in 1628 de Nederlanden, vastbesloten om weer terug te keren als hij van voldoende middelen verzekerd was. Dat is nooit gelukt. Hij wordt 1629 naar Italië gestuurd, waar hij tijdens de belegering van de stad Casale sterft: ziek, roemloos en platzak. Een nog tastbare herinnering in de regio is de tussen Breda en Terheijden Spinolaschans. In juli 1637 was Frederik Hendrik weer terug in de regio, dit keer om Breda te heroveren van de Spaansen. In tegenstelling tot Ambrogio Spinoza, die in 1625 Breda van een beleg van elf maanden had ingenomen, wist de prins de Nassaustad in ruim elf weken tot overgave te dwingen. Daarvoor waren wel naar schatting 18.000 man van het Staatse leger in de weer om het verzet van gouverneur Gomar de Fourdin en zijn paar duizend man tellende garnizoen te breken. Evenals zijn Spaanse tegenstander Spinoza in 1625 had gedaan, stond Frederik Hendrik deze keer aan de belegerden een eervolle aftocht toe.

Tekst: Jan Hoek, met dank aan museum De Roos-voorzitter Ron Haveman.

© 2020 Oudheidkundige Kring Geertruydenberghe
Locatie 9 Websitebouw